Fragment Schaduwspits

Het was zes uur, te vroeg om op te staan. Van het tafeltje naast mijn bed pakte ik de nieuwe Voetbalweek. Ik zocht het geschreven portret. Wat zou ik antwoorden als ze mij over een paar jaar vroegen voor de rubriek?

Naam: Milan Gout 
Club: Ajax (als ik dan nog niet in het buitenland voetbalde) 
Positie: schaduwspits 
Mooiste boek: de ontvoering van Freddie Heineken (ik las nooit, maar dit antwoord stond er meestal) 
Ambitie: wereldkampioen worden met Nederland 
Beste trainer: mijn vader 
Idool: Marco van Basten

Ik twijfelde of ik mijn vader als beste trainer of als idool zou noemen. Hij was altijd trainer en coach geweest van mijn elftal, dus een betere trainer had ik tot nu toe niet gehad.
Maar hij was ook mijn idool, want hij was er altijd als ik speelde. Hij zorgde ervoor dat hij werkte op tijden dat ik niet hoefde te voetballen.

Zelf was hij ook voetballer geweest. Ze zeiden wel eens dat hij een van de hardste verdedigers was die FC Den Haag ooit had gehad. De Chinese Muur noemden ze hem – hij had kleine, toegeknepen ogen en was niet te passeren. Sommige tegenstanders durfden geen stap in zijn strafschopgebied te zetten.
Maar echt een groot talent was mijn vader niet geweest.
‘Je was een beperkte voetballer toch?’ Ik vond het leuk hem er af en toe mee te pesten.
‘Beperkt, maar vol vechtlust,’ antwoordde hij altijd. ‘Dat is beter dan talentvol en lui.’

Hij had lang bij de amateurs gespeeld. Toen hij vijfentwintig was had FC Den Haag hem opeens een profcontract aangeboden. Drie jaar had hij daar gevoetbald. Vlak voordat hij een droomtransfer naar Feyenoord zou maken, moest hij van de ene op de andere dag stoppen vanwege een verschrikkelijke knieblessure.

Nooit meer voetballen… Ik had een soort schuifje in mijn hoofd dat vanzelf dicht ging als ik er te lang over nadacht. Mijn vader had dat ook; hij praatte nooit over zijn blessure, en bijna nooit over zijn eigen voetbaltijd.
Ik had een Panini-album waar hij in stond. Niemand die ik kende had een voetbalplaatje van zijn eigen pa. Mijn vader was een held.
Maar hij was verdediger geweest, terwijl Marco van Basten aanvaller was, net als ik.
Als ik beroemd was, zou ik gewoon vragen of Voetbalweek de rubriek wilde aanpassen, zodat ik precies kon zeggen hoe het zat. Held en beste trainer: mijn vader zou ik invullen. Idool: Marco van Basten.

Ik pakte het boek met voetbalplaatjes en liet mijn vingers over de koppen glijden: Frank Rijkaard, Rob Witschge, Aron Winter – mijn vader had tegen ze gespeeld. Co Adriaanse was in het seizoen ’87-’88 trainer van PEC Zwolle, Dick Advocaat van Haarlem.
Geboren 2 juni 1960 stond er onder het hoofd van mijn vader. Hij stond in een rijtje met Martin Jol, Heini Otto en Karel Bouwens. Lange vlassige haren had hij en een dun snorretje. Afstandelijk keek hij me van onder zijn donkere wenkbrauwen aan, een mondhoek een beetje opgetrokken. Fysiek stevige steunpilaar in de centrale verdediging. Schakelt aanvallers op sobere wijze uit.

terug